last work ohad naharin
Ohad Naharin: Last Work, Batsheva Dance Company

Essay gepubliceerd in Schift, maart 2018, onder de titel ‘Terloops dansen in een land vol fanatici’

Er is een achthoekig podium, hoog, met eromheen stoelen in drie bescheiden rijen, voor het publiek. Achter de rijen is een achthoekige wand, voor de wand een rand. Alles heeft een bedoeling: op het podium de dansers, dichtbij het publiek, en soms ook tussen het publiek in, en op de rand, ook daar, acht dansers, even verdeeld over de achthoekige wand, heel dicht bij de achterste rij publiek. Als ik daar zit, in de middelste van de drie rijen, voel ik me een getuige, en een deelnemer aan iets waarvan ik nog niet weet wat het is.

Getuige zijn van iets waarvan je niet bij voorbaat weet wat het is: dat lijkt me een aardige samenvatting van wat kunst is en kan. Een beleving. Een ruimte. Iets wat er voorheen niet was.

The Hole gold als een onverplaatsbare voorstelling. Choreograaf Ohad Naharin maakte het stuk oorspronkelijk voor zijn eigen gezelschap, Batsheva Dance Company, om uit te voeren in thuisplaats Tel Aviv. Het zou te ingewikkeld zijn om het te laten reizen, misschien zelfs om in te studeren. Dat was in 2013. Nu is het toch gebeurd, bij het Nederlands Dans Theater, dat al eerder met Naharin had samengewerkt. Het gezelschap was bereid het risico van de ingewikkelde podiumconstructie te nemen, en de uitdagende choreografie die in twee casts gedanst zou worden, een met een mannelijke, de andere met een vrouwelijke cast. In Stadsschouwburg Amsterdam, waar ik The Hole zag, waren de casts toch vermengd, waarbij de hoofdrollen de ene keer voor mannen, de andere keren voor vrouwen waren. Ik denk niet dat het veel uitmaakte, dat mengen of niet mengen.

De voorstelling kwam bij mij hoe dan ook hard binnen. Herkenbaar daarin is Naharins bewegingstaal, gaga genoemd, de naar alle kanten toe trekkende en inkrimpende en dan weer loslatende bewegingen, die door Naharin weleens gekarakteriseerd zijn als bewustwording van de aanwezigheid van anderen; een bewustwording dat de dansers niet het epicentrum zijn maar deel van een geheel. Begeleid door de soms oorverdovend harde staccato van de muziek, soms weer teder en melancholisch. The Hole is een voorstelling over vertrouwen, verbeelding, hoop, en liefde, universele thema’s, die op het einde haast letterlijk uitgebeeld worden. Maar dat geeft niet, of juist wel: het is goed zo, precies goed zo.

Stoelendans
Mijn eerste ervaring met Naharins choreografieën was op de eindvoorstelling van de Nationale Balletacademie, een aantal jaren geleden. De leerlingen van de hoogste jaren dansten, al voor het tweede jaar achtereen Echad Mi Yodea, een stuk dat bij ons thuis al gauw ‘de stoelendans’ ging heten. Het is een korte choreografie over geloof en geweten, of zo lees ik het tenminste, en te begrijpen vanuit de Israëlische context. Echad Mi Yodea (‘Wie kent Een’) is een traditioneel joods aftellied, gezongen op Pesach, hier uitgevoerd door de Israëlische rockband Tractor’s Revenge. Naharin geeft aan het liedje zijn eigen invulling. In zwarte pakken geklede dansers zitten op stoelen in een halve kring. Terwijl de tekst god acht strofen lang prijst, staan de dansers één voor een op. Strofe voor strofe worden hun bewegingen heftiger, en ze kleden zich steeds verder uit. De kledingstukken gooien ze in volle vaart in het midden. In hetzelfde ritme laat steeds één danser zich op de grond vallen. Zo gaat het alle acht strofes door, tot de dansers er in hun ondergoed staan en één danser op de grond blijft liggen. Mijn dochter, toen negen jaar oud en geheel onwetend van welke politieke context dan ook, keek naar het stuk als gehypnotiseerd: een krachtiger bewijs voor de meerduidigheid van kunst kun je zoeken.

Echad Mi Yodea speelde bij ons thuis jaren. Op YouTube bekeek mijn dochter Naharins nog geen acht minuten durende dansstuk keer op keer, jaar in jaar uit, tot ik ook nieuwsgierig werd, meer uitzocht over de choreograaf, interviews met hem las en de beschikbare filmclips van zijn stukken bekeek. Het had iets bijzonders, ja. Zoals het bij kinderen vaak gaat, beperkte de interesse van mijn dochter zich tot dat ene stuk, maar ik wilde meer zien.

Twee jaar geleden kreeg ik eindelijk de kans, toen Naharins eigen Batsheva Dance Company zijn nieuwste werk, Last Work, in Amsterdam danste. Voor de schouwburg werd gedemonstreerd tegen Naharin, die op die avond aanwezig had moeten zijn, maar toch thuis was gebleven, misschien uit voorzorg. De choreograaf heeft in Israël veel heilige huisjes omver geschopt met zijn compromisloze overgave aan de kunst, zonder zich te conformeren aan de heersende politieke en religieuze normen. Dat is hem vaak duur te komen te staan, maar zijn werk wil hij niet louter in de politieke context laten plaatsen, of tot welke uitleg dan ook beperken. ‘Interpretaties gaan al snel ten koste van de fantasie en het eigen universum van een stuk. Natuurlijk kun je een link zien met mijn ideeën over Israël, over de Israëlische politiek. Prima. Maar zo’n concrete referentie stoort het ervaren, het intens beleven van de voorstelling,’ heeft hij gezegd.

En zo was het ook met Last Work, een lange dansvoorstelling met de vertrouwde Naharin-thema’s, met de heftigheid die ik intussen al wist te verwachten. Het bijzondere van Naharin is dat het hem lukt tegelijkertijd een abstracte danstaal te hanteren én heel dicht bij gewone menselijke ervaringen te komen, en dat te verbinden met toneelachtige elementen, ook heel plastisch. In Last Work zijn er maskers, de tape waarin de dansers op een gegeven moment verwikkeld raken, het nogal duidelijke geweer, en is er de eenzame loper op een eindeloze tocht zonder een meter vooruit te komen. Aan het einde krijgt de danser ook nog een witte vlag in de handen. Ja, duidelijk. En toch wordt het geen kitsch.

Tegen fanatici
Nog een jaar verder, vorig jaar, lukte het me dan eindelijk Mr. Gaga te zien, Tomer Heymanns documentaire uit 2015 over Naharin, een film waarvoor Heymann decennialang achter Naharin aan heeft gezeten voordat de choreograaf hem toestemming gaf voor de film. Naharin stond bekend als een kunstenaar die niets van zijn privéleven en zeker van niet zijn verleden prijs wilde geven. Het keerpunt, vertelt de filmmaker, kwam pas in 2010, toen Naharin op zijn 57e vader werd. Mr. Gaga is niet in Nederlandse bioscopen uitgebracht, al heeft hij incidenteel op festivals gedraaid. Daarom moest ik tot een toevalstreffer in Helsinki wachten; daar draaide de documentaire wel gewoon in de bioscoop. Afgelopen oktober toonde de rubriek Close Up de documentaire in een gesnoeide vijftigminuten-versie. Dat is zeker beter dan niets, maar de volledige documentaire van één uur en veertig minuten is toch wel echt het opzoeken waard.

Mr. Gaga toont een bezielde danser en choreograaf, die in de dans gelooft, en in de mens, en in de liefde. In het universele dat mensen met elkaar verbindt. Ondanks, of misschien juist vanwege, alles wat hij heeft meegemaakt: zijn ervaringen als jonge soldaat in de Jom Kipoer-oorlog, zijn korte, grillige carrière bij Martha Grahams dansgezelschap in New York, de dood van zijn eerste vrouw aan kanker, en de rugoperatie die hem bijna verlamde.

Naharin vocht met volle kracht tegen een toekomst in de rolstoel, leerde zichzelf anders te bewegen, kon op een gegeven moment weer lopen, en niet alleen dat: in het voorbijgaan ontdekte hij gaga, de grillige manier van bewegen die ondertussen zijn kenmerk is geworden. ‘Durf te vallen,’ beveelt hij in de openingsscène van Mr.Gaga een danser aan. Vervolgens moet de danser van hem zich keer op keer op de grond laten vallen. ‘Je controleert je hoofd nog te veel’, roept Naharin na de achtste of tiende keer. Waarna de danser doorgaat. Met vallen. En opstaan.

Dat Naharin zijn eigen stijl bijna terloops vond, typeert hem. Hij is wat hij doet: danser was hij altijd al. Tegen Heymanns camera zegt hij: ‘Ik kan me niet herinneren dat ik ooit danser of choreograaf wilde worden. Maar ik was de danser van de familie. Het was niet de toekomst. Het was het heden.’ Dansen hoorde voor hem er gewoon bij, het was zijn leven. ‘Ik dans elke dag en ik vind dat iedereen het zou moeten doen.’ Die missie draagt hij met gaga-workshops voor uiteenlopende groepen mensen uit. Ontroerend zijn in de documentaire de beelden van dansers van Batsheva, die met verstandelijk handicapte kinderen dansen, en voor ze dansen als ze het niet zelf kunnen.

Toen hij in 1990 uit New York terugkeerde – uit heimwee zegt hij, maar vooral om Batsheva Dance Company te gaan leiden – trof hij een uitgeblust gezelschap zonder publiek aan. Hij ging terug naar zijn roots: tot zijn zesde had hij in een kibboets gewoond en daarvan herinnerde hij zich nog het aftelliedje dat vaak aan kinderen gezongen wordt. Zo ontstond de ‘stoelendans’, Echad Mi Yodea, de voorstelling waarmee Batsheva Dance Company herboren werd. Tot zo ver dat het gezelschap acht jaar later uitgenodigd werd om een uitgebreide versie ervan te dansen bij het grootse vijftigjaarsfeest van de staat Israël. In Mr. Gaga doen Naharin en mensen uit zijn omgeving delicaat verslag van de gebeurtenis die hem voorgoed tot Israëls meest omstreden coryfee zou maken. Het voorval is ook tekenend voor de ingewikkelde werkelijkheid waarmee Naharin dagelijks te maken heeft.

Tijdens de generale repetitie nam een vrouw aanstoot aan het feit dat de dansers in ondergoed optraden. Ze vond het kwetsend voor gelovige mensen. Dat was genoeg voor een rel die gelijk de volgende dag, de dag van het jubileumfeest, de Knesset bereikte. Naharin werd ontboden bij Weizman, de toenmalige president, die hem duidelijk maakte dat er niet in ondergoed gedanst zou worden. Prima, zei Naharin, we veranderen de kostuums en daarna neem ik ontslag. De dansers weigerden, en zo liepen de op het feest aanwezige wereldleiders de ‘stoelendans’ mis. De volgende dag braken in verschillende steden van het land demonstraties uit. Duizenden mensen gingen de straat op om hun steun aan Batsheva Dance Company te betogen. Ohad Naharin, die onmiddellijk een heldenstatus kreeg, bleef bij zijn gezelschap.

Het is ironisch en triest te bedenken dat de massale demonstraties waarmee mensen in Israël twintig jaar geleden lieten zien dat kunst ongecensureerd moest blijven, pas onlangs een vervolg kregen met een tegengestelde boodschap voor de Amsterdamse schouwburg. Een schamel vervolg, dat wel, want meer dan een handvol mensen stond er niet de toegang tot Last Work te blokkeren. Maar als het aan die handvol lag, zou Last Work inderdaad Naharins laatste werk blijven. Op die mogelijkheid heeft de choreograaf ook zelf toespelingen gemaakt, om redenen die diametraal tegenover de bedoeling van demonstranten staan: ‘In ons land vol onwetendheid en fanatisme weet je het maar nooit.’ Het is een gevaarlijk land voor zijn werk, zegt hij, maar vooral voor alle mensen die er leven. ‘Zullen we morgen nog hier zijn?’ Voorlopig wel, en gelukkig, want Naharin heeft aangekondigd aanstaande september op te stappen als directeur van Batsheva Dance Company om meer tijd te hebben voor het maken van nieuwe choreografieën. Niets ‘last work’ dus.

Hoe zou het ook anders kunnen, want de dans is zijn leven, en de choreografieën zijn taal. Een taal die mensen bereikt door en in beweging. Of, zoals een van zijn dansers in Heymanns documentaire zegt: ‘Het is de essentie van alles in niets. En dat is kunst.’