
‘The world’s gone mad,’ I said. ‘Again.’
‘And it will right itself,’ said my tree. ‘Again.’
Een dialoog uit David Mitchells eerste roman Ghostwritten. De protagonist is een dolende geest die zich nestelt in verschillende personen in verschillende tijden in verschillende plaatsen: eenmaal is hij een Engelse advocaat, andermaal een aanhanger van een mysterieuze Japanse sekte, een Ierse natuurkundige, een suppoost in de Hermitage, of zoals hier, een oude vrouw die een theestal runt op een bedevaartroute in Noord-Japan. De vrouw, eenzaam als ze is, praat met een boom, die volgens haar veel meer weet dan zij, omdat hij langer heeft geleefd en meer heeft doorgemaakt. De boom heeft wijsheid in pacht.
Het idee van helende bomen en wijsheid uit de natuur komt terug in shinrin-yoku, vertaald als ‘bosbaden’. Shinrin-yoku is in Japan een erkende therapie, die zijn eigen professionele organisatie heeft, zelfs internationaal, want het bosbaden is de laatste jaren over de hele wereld uitgewaaid. In het bos kom je, letterlijk en figuurlijk, weer op de adem.
Andy Goldsworthy is een kunstenaar wiens werk lijkt op een experimenteel bosbaden. Hij werkt bij voorkeur in de natuur, en met natuurlijke elementen. Traag, meditatief haast, en altijd onderhevig aan de veranderingen die de natuur met zich meebrengt. Een kunstwerk kan met de storm of bij hoogwater verdwijnen, maar het is er wel geweest.
‘Het echte werk is de verandering,’ zegt hij in de documentaire Rivers and Tides – Andy Goldsworthy Working With Time (2001) van Thomas Riedelheimer. ‘Wat telt zijn niet de voorwerpen die blijven, maar de achtergelaten energie, het verhaal dat je achterlaat en het potentieel voor de ideeën om te bestaan.’
Anderhalf decennia na Rivers and Tides maakte Riedelheimer een tweede documentaire over de kunstenaar, Leaning Into the Wind (2017). De film is een anderhalf uur lang beeld- en klankgedicht dat de haast meditatieve en toch exacte bewegingen en overwegingen van Goldsworthy volgt op muziek van Fred Frith, die ook voor de muziek in Rivers and Tides tekende. De film toont Goldsworthy aan het werk in het bos, geassisteerd door zijn dochter, want hij maakt soms werken waarvoor twee handen niet genoeg zijn. Met die werken voegt hij iets net zichtbaars aan de natuur toe: bloembladeren die met de rivier meedrijven of een constructie van takken, die met de tijd zich zal ontbinden.
Terwijl Riedelheimers camera om Goldsworthy en zijn dochter heen meandert, mijmert de kunstenaar over zijn leven en inzichten, die net zo goed aan verandering onderhevig zijn. Vroeger, zegt hij, zag hij dingen meer in absolute termen. Pas met de tijd heeft hij leren relativeren. Wat voor hem nu vooral telt, is de ervaring van het voorbijgaande: ‘Helderheid is een kwestie van het moment.’
Zo observeert Goldsworthy veranderingen in bomen, stenen of de grond, en voegt er iets eigens aan toe, maar zonder afbreuk te doen aan de elementen als zodanig. Of hij bouwt een ruimte van klei, met een boomstronk op het plafond. Op een berg zet hij een stenen bed neer, een ronde kuip in het niets, en gaat erin liggen. Zijn werk komt dichtbij een uitgebreide begrip van bosbaden: zijn in de natuur. En net als de dialoog tussen de geest en de boom, heeft al dat rondhangen en her en der meepraten met de natuur een geruststellende werking. Al blijft niets wat het was, komt het weer op zijn poten terecht. ‘Het’: dat kan dan net zo goed de kunstenaar als de natuur als de kijker zijn.
Hoe met de elementen in de natuur om te gaan en hoe ermee te leven leerde Goldsworthy al lang voordat hij een voet in de kunstacademie had gezet. In zijn jonge jaren werkte hij op een boerderij en leerde de natuur sjouwend en in de grond gravend van binnenuit kennen. Het is niet verwonderlijk dat hij al sinds decennia op het schaars bevolkte Schotse platteland woont. Hij beschouwt het boerenleven als een belangrijkere leerschool dan de kunstacademie. Het leert hem een bepaalde houding, respect misschien, of bewustzijn. Want de elementen als regen en wind neemt hij overal waar, ook in de stad, die voor hem net zo goed natuur is.
‘Je kunt op het pad lopen, of je kunt door de heg gaan’, zegt hij in Leaning Into the Wind– en klautert door de heg: eerst over de naakte takken midden in een winters landschap, dan door een bladerrijke heg in een stad. De bladeren bewegen, de camera volgt het geruis, en aan het einde van de straat komt de kunstenaar tevoorschijn; hij stapt uit de heg, schudt de bladeren van zijn kleren af en sluit zich bij de voetgangers aan, alsof er niets was gebeurd.
‘Dat is de schoonheid van kunst’, zegt hij. ‘Het doet je een stap opzij nemen van de gewone manier van lopen of kijken.’
Januari 2020