Foto: Unsplash

Dit essay werd gepubliceerd in Schift, januari 2019. De Engelse versie ‘The Shared Self’ verscheen in Berfrois.

Het is januari, velen zwoegen met volharding in hun goede voornemens en nieuwjaarsbeloften. Ik neem me zelden iets voor en beloof nog minder, maar, toeval of niet, sinds het begin van het jaar ben ik niet meer op Facebook, Twitter en Instagram.

Met sociale media had ik privé altijd al een hachelijke verhouding. Ik was ermee begonnen vanwege allerlei werkprojecten, en voor werk gebruik ik ze sinds enige tijd weer. Maar dat is iets anders dan privé posten en liken. In de loop der jaren had ik al drie keer eerder mijn Twitter-account gesloten, en ook op Instagram was ik een steeds twijfelende terugkeerder. Nu niet meer. De laatste duw kreeg ik in de overzichtstentoonstelling van David Lynch in het Bonnefantenmuseum. Daar drongen bezoekers zich op een ongehoorde wijze voor elkaar om het perfecte plaatje van Lynch’ dwarse doeken te maken. Je kon het vlijtig klikken op het knopje ‘nu delen’ door de zalen horen echoën. Toen ik merkte dat ook ik begonnen was allerlei interessante details te scouten om ermee indruk te maken op Instagram, was mijn besluit genomen.

‘Ik heb mijn privéaccounts verwijderd,’ vertelde ik aan een collega toen ik na de vakantie weer op kantoor kwam.

‘Je wát?’

Ze keek me aan alsof ik me bij een heel enge sekte had aangesloten of besloten had om voortaan alleen de klinker ‘e’ te gebruiken. Ek heb meen ecceents verweederd.

‘Ik had er genoeg van,’ legde ik zo nonchalant mogelijk uit. De pijnlijke gewaarwording in het Maastrichtse hield ik voor mezelf. ‘Ze leidden me te veel af.’

‘Oef, ja, dat begrijp ik, en daar heb ik ook zelf last van,’ beaamde de collega. Dan trok ze een moeilijk gezicht. ‘Maar iedereen is er. Wat doe je dan?’

Geen alternatief
Wie de documentaire The Facebook Dilemma gezien heeft, herinnert zich misschien de academica die zeer fijnmazig de misstanden van Facebook uit de doeken doet. Ze had het allemaal onderzocht, ze wist precies hoe het platform de gegevens van miljoenen gebruikers doorverkocht heeft aan bedrijven en hoe de uitkomst van de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen door fake accounts en nepnieuws beïnvloed is. Toch zegt zelfs zij aan het einde: ‘Er is geen alternatief.’ Je kunt het bedrijf haten, je kunt het zo oneens zijn als je wilt met beleid ervan, maar het is nu eenmaal waar al je vrienden en familie zijn.

Een paar jaar geleden was er een moedige beweging om Facebook te verruilen voor Signal, een online platform dat, in tegenstelling tot Facebook, de privacy van gebruikers garandeert. Ook sommigen van mijn Facebookvrienden sloten zich bij het initiatief aan. Maar binnen de kortste tijd meldden ze zich weer op hun vertrouwde blauwe tijdlijn. Het was hen te eenzaam op Signal. Een sociaal medium waar niemand anders op zit werkt niet. Er wás geen alternatief.

Jaron Lanier, een mild-anarchistische oudere whizzkid uit de Silicon Valley, is ervan overtuigd dat we allemaal gelukkiger zijn als we Facebook en andere sociale media verlaten. Een eenvoudige anekdote uit zijn zeer effectieve pamflet Tien redenen om je sociale media-accounts nu meteen te verwijderen vat het probleem kernachtig samen:

‘Een bekende grap die we uithaalden toen ik klein was, was ergens naartoe gaan waar andere mensen waren en dan gewoon naar de lucht staan kijken. Al snel keek iedereen naar de lucht, ook al was er niets te zien.’

Wat anderen doen, dat doe jij ook. Volgzaamheid heet het, en nergens is het groter dan op sociale media. Voeg er een vleugje ijdelheid en een goede dosis imponeerlust erbij en de cocktail is klaar. Er is geen alternatief.

Ook ik herinner me een voorval uit mijn jeugd in het papieren tijdperk. Toen we een jaar of negen of tien waren, maakten een vriendin en ik ieder een tijdschrift voor elkaar. Zij een blad speciaal voor mij, ik er een speciaal voor haar. We lieten onze tijdschriften op onregelmatige tussenpozen tegelijkertijd verschijnen. O wat keek ik uit naar die in elkaar geknipte en geplakte, met de hand en de typemachine geschreven werkjes, die helemaal voor mij waren gemaakt. Dat dacht ik tenminste toen.
Rond ons twintigste liet de vriendin me opeens weten dat ze haar tijdschriften graag terug wilde hebben. En zonder op mijn antwoord te wachten stuurde ze de bescheiden stapel bladen die ik voor haar gemaakt had retour. Voor haar sprak het kennelijk voor zich dat we beiden vooral ons eigen tijdschrift wilden bewaren, al was het maar voor het nageslacht. Ik daarentegen had er veel aandacht aan besteed om bladen te maken waar ik van wist dat zij ze blij zou maken. En andersom had ik haar tijdschriften gekoesterd als een bijzonder gebaar van vriendschap. Nu moest ik onder ogen zien dat ze feitelijk alleen voor zichzelf had geschreven, geknipt en geplakt.

Dat het Facebook-consortium niet echt happig is om actie te ondernemen om de privacy van gebruikers te beschermen en om tegen het nepnieuws te optreden, zoals in The Facebook Dilemma nogmaals bevestigd wordt, is heel erg. En toch word ik zo mogelijk nog bezorgder van het vermogen van de algoritmes om zelfs het denken van sociale mediagebruikers te veranderen – zie mij in het Bonnefantenmuseum.

In de argumentatie van Jaron Lanier: ‘Sociale media gaan ten koste van je empathisch vermogen’. Omdat algoritmes bepalen wat je te zien krijgt, deel je in feite niet meer dezelfde wereld met anderen. Dat maakt je, beetje bij beetje, tot iemand die posts schrijft en links deelt om enkel en alleen je eigen zelf te promoten. Daar maken de bedrijven die de sociale media runnen, roekeloos gebruik van.

Lanier: ‘Je begrip van anderen is verstoord omdat je niet weet wat zij in hun feeds hebben beleefd, terwijl andersom hetzelfde gebeurt: de empathie die anderen ten aanzien van jou zouden kunnen voelen is eveneens problematisch geworden omdat je niet weet in welke context je zult worden begrepen. Je wordt waarschijnlijk een grotere aso, maar je bent waarschijnlijk ook ongelukkiger (…). Je vermogen om de wereld en de waarheid te kennen is afgenomen, terwijl het vermogen van de wereld om jou te kennen is aangetast.’

Daar spartel je dan, met je wil en voorstelling om impact te maken, om gezien te worden en iets te betekenen voor al die onmisbare anderen. Terwijl ze zich net zo eenzaam in talloze parallelle ruimtes bevinden. Eenzaam, dat ben je op sociale media, en niet erbuiten. Eenzaam, en overgeleverd aan niet-menselijke algoritmes.

Overleven
In een interview in De Groene Amsterdammer herhaalt Lanier zo mogelijk met nog meer klem de boodschap van zijn boeken. Waar sociale media zijn, is de vrije wil zoek. Onze menselijkheid is in gevaar als we het hoofd buigen voor de macht van algoritmes. Wij, als individuen en als een samenleving van mensen, kunnen alleen overleven als we onze rug keren naar de sociale media zoals ze nu zijn. Dat laatste is voor hem van groot belang, want hij zou geen techneut zijn als hij niet een andere toekomstvisie voor de huidige euvele media niet zou zien. Sociale media zonder manipulatie, met een abonnement. ‘Mensen betalen met plezier voor dingen die ze werkelijk willen. En wat ze krijgen is beter. Dit is het tijdperk van peak tv: televisie was nooit zo goed.’

Kwaliteit in plaats van kwantiteit, echte mensen in plaats van algoritmes. Dat klinkt heel fijn, en troostvol, maar op de peak media blijft het wachten. In You are not a gadget: a manifesto gaat Lanier specifiek in op de gevaren van de technologische overname van menselijke eigenschappen. We hebben ons aan technologie overgeleverd en verliezen het spel als we niet oppassen. Als remedie geeft hij een heel rustige lijst aan van dingen die iedereen zou kunnen overwegen om op te pakken – om zijn leven te verbeteren én als een bijdrage aan een betere wereld. Op de lijst staan voorstellen als: ‘Plaats geen anonieme posts als je niet in gevaar verkeert.’ En: ‘Als je twittert, wees creatief en zoek naar een manier om je eigen innerlijke toestand te beschrijven in plaats van triviale externe gebeurtenissen, om aan het sluipende gevaar te ontkomen dat je bepaald wordt door objectief beschreven gebeurtenissen zoals die een machine zouden definiëren.’

De fijnste twee voorstellen vind ik, liefhebber van trage dingen als ik ben: ‘Maak een website die iets over jou weergeeft dat niet in te passen is in de template op een sociaal netwerk-website.’ En: ‘Plaats af en toe een video die je honderd keer zoveel tijd kostte om te maken dan het duurt om die te bekijken.’ (Terzijde: You are not a gadget is niet meer dan negen jaar geleden verschenen, en toch komt de taal waarmee Lanier het online verkeer beschrijft al haast archaïsch over. Zo lang is de korte tijd van het world wide web.)

Kort na de snel uitgebloeide Signal-beweging werd het een trend om 30 dagen of drie maanden of hoe lang dan ook afstand te doen van sociale media, soms zelfs van heel internet en de mobiele telefoon ook nog erbij. Hele gezinnen gingen voor een periode offline, en over die retraites werd vervolgens vlijtig gepubliceerd. Je zou haast kunnen geloven dat broodloze freelancejournalisten – toen was het nog crisistijd – er een nieuwe ‘haak’ in vonden om alsnog hun stukken geplaatst te krijgen. Tijdschriften, kranten en – o ironie – websites anticipeerden op de gretige aftrek die de verslagen zouden vinden en kwamen de ontgoochelde lezer tegemoet met tips hoe de ‘social media detox’ veilig aan te pakken. Zo doet een Volkskrant-redacteur uitvoerig verslag van haar ‘stilteretraite’, uiteraard zonder smartphone, een tour de force die aan het einde een ware ontboezeming ontlokt: ze slaapt weer met Facebook naast haar kussen.

Net zoals het die jeugdvriendin van mij uiteindelijk alleen om haar eigen prestaties ging, en net zoals mensen op sociale media allerlei kloeke links doorplaatsen om daarmee te laten zien hoe intelligent ze zijn, zo gaat het ook in de survivalstukken uiteindelijk om het tonen van de eigen wilskracht. Ik kon het, kijk naar mij. Compleet wordt de heldentoer pas echt als blijkt dat de detoxer weer aan het posten en duimpjes delen is geslagen. En dat gebeurt in het journalistieke continuüm welbewust. Te boek te staan als een o zo menselijke zwakkeling die zijn uiterst beste doet om ergens mee te stoppen maar er toch voor bezwijkt: dát is pas echt waar anderen iets voor voelen. Want dan ben je zoals zij. Dan kijken jullie allemaal samen naar de hemel waar niets te zien is en wordt de noodzaak van ‘erbij blijven’ nog eens bevestigd.

Zo wordt ‘er is geen alternatief’ vooral een angstkreet bij de mogelijkheid dat je de schijn ontnomen wordt dat je gezien wordt en ertoe doet.