Inleidend essay in het documentair fotoboek Café Bostella van Paul van der Stap (foto’s) en Elisa Veini (Uitgeverij Slowdocs, 2016. ISBN 978-90-809375-7-4). Een dvd van de gelijknamige documentairefilm is ingestoken in het boek.
Straks een halve eeuw runt Julia van den Bergh haar café in Essen-Hoek, pal naast de Nederlandse grens. Café Bostella is een begrip in de brede omgeving. Dat is te danken aan de bijzondere sfeer én de bijzondere waardin. ‘De Bostella moet blijven zoals die is.’
Essen-Hoek is een lintdorp zoals er zoveel in België zijn. Het telt 1400 inwoners en heeft een eeuwenlange geschiedenis van turfwinning. Het is er altijd een komen en gaan van arbeiders geweest. Hier, zoals overal in België en Nederland, heeft de kerk een lange tijd gewaakt over het boerendorp. In het dorp bevinden zich een kruidenierswinkel en een traiteur, verderop aan Moerkantsebaan – de hoofdstraat – een tuincentrum, een kapper en een bank. Voorheen was het dorp rijk aan volkscafés, en nog een kleine vijf jaar geleden waren het er drie, vier. Tegenwoordig is er nog maar één volkscafé over: Café Bostella.
Zoals veel volkscafés stelt Café Bostella aan de buitenkant niet veel voor. Het is een onopvallend vierkant gebouw van rode baksteen, deels wit gepleisterd, met een plat dak. Als je niet beter zou weten, rij je er zo aan voorbij. Binnen is het een ander verhaal: daar is het warm, knus en verwelkomend, al op het eerste gezicht. Waaraan dat precies ligt, is moeilijk te zeggen. Misschien aan de tafelkleedjes met oosterse motieven en de gebloemde gordijnen, of aan de snuisterijen op de kasten en de schilderijen aan de muur? De houtkachel parmantig midden in de ruimte voegt er s’winters een vleugje huiselijkheid aan toe. Het is een plek om niet meer weg te gaan. Dat voel je.
Niemand die haar kent zou denken dat Julia zo goed als toevallig met Café Bostella is begonnen. Zij is één met het volkscafé, een waardin in persoon. Succes komt niet vanzelf, weet Julia. Het vraagt om veel doorzettingsvermogen en ook een beetje mazzel. Plus een vaste overtuiging: ‘Wat je doet, moet je goed doen.’ Die levensinstelling heeft zijn vruchten afgeworpen, want stamgasten komen evengoed voor haar als voor een pintje of andere gezelligheid.
Julia weet op alles raad, althans op bijna alles, en geeft advies over de meest uiteenlopende zaken, van droge handen tot hartzeer. Zij luistert, onthoudt en zwijgt. Een goede cafébaas houdt zijn mond, vindt zij. Luisteren, en niets zeggen. Want zorgen, dat is wat mensen naar het café drijft. Ze komen om onder elkaar te zijn en getroost te worden. ‘Maar’, zegt Julia stellig, ‘mensen komen óók naar het café als ze iets te vieren hebben.’ Ze komen ook zomaar, omdat het café er is en altijd open is. En ze komen voor Julia. Als Julia er niet is, vragen mensen naar haar. Zij hoort in de Bostella, de Bostella hoort bij haar.
In dat licht lijkt het vreemd dat Café Bostella bij toeval is ontstaan. In 1968 zochten Julia en haar man vergeefs naar een woning in Essen. Er was net een nieuwe fabriek geopend en de arbeiders hadden woonruimte nodig. Daarom konden zij niets vinden. Maar in Essen-Hoek stond een café te koop: een beruchte zaak die de laatste jaren was gerund door een madame. De Zwarte Panter heette het, en die naam zei genoeg. De achterdeur van het café was meer in gebruik dan de voordeur: de Zwarte Panter was geen plek waar je gezien wilde worden. Het toen nog erg traditionele boerendorp deed alsof de Panter niet bestond, wat sommige boeren niet belette om door de achterdeur naar binnen de sluipen.
Hoe het café zo ver had kunnen afzakken, kan niemand ons precies vertellen. Het was opgericht in de jaren ’30 onder de naam ‘Ons plekje’, en was een gewoon, knus volkscafé zoals er toen nog honderden van bestonden. Het kan haast niet anders of het zijn maatschappelijke veranderingen geweest die tot de teloorgang van dit café hebben geleid. In de jaren ’50 verschenen dancings en begonnen mensen televisie te kijken, thuis of bij de buren. Dat deed de belangstelling voor avondlijk cafébezoek afnemen. Mensen werden ook mobieler – het autobezit steeg fenomenaal – en kregen het drukker. Het tempo van het dagelijkse leven werd steeds hoger. Jonge generaties hadden andere interesses. En toch niet helemaal, want in 1968 waren er nog tal van volkscafés in en om Essen. Het huiskamercafé had nog perspectief. Dat wist Julia en daarom werd ze waardin.
Een nieuwe naam voor het café ontleende ze aan de hit van het jaar, ‘Bostella’, gezongen door Johnny en Rijk. Er bestaan vele versies van, een Spaanse, Chileense, Mexicaanse en natuurlijk Franse, want het was afkomstig uit Frankrijk. Er bestaat ook een sambaversie, en iemand is zelfs op het verrassende idee gekomen om een ska-bostella te arrangeren.
Het begin was voor Julia niet makkelijk. De boeren en boerinnen hadden geen goed woord over voor de Bostella, niet alleen vanwege de moreel verwerpelijke geschiedenis van het café, maar ook omdat Julia zelden gezien werd in de dorpskerk. Een goede burger behoorde wekelijks naar de kerk te gaan en deel te nemen aan allerlei activiteiten rondom het kerkelijke jaar. Julia dacht daar anders over; ze stond in haar eentje achter de toog en had een gezin om voor te zorgen. Wat ook meetelde voor de boeren: Julia was een buitenstaander, want ze is geboren in de Heikant, enkele kilometers verderop. Ze was niet een van ‘ons’, vonden de dorpelingen.
Alleen met de kermis in de zomer waagde het plaatselijke volk zich in het café, want dan liet Julia een draaiorgel in de zaal neerzetten. Er kwamen lokale bands te spelen en er werd gedanst. Populaire bands zoals de Sonny Boys uit Essen sloegen de Bostella zelden over. Maar de zomerpiek was niet voldoende om het hoofd boven het water te houden. Daarom begon Julia wielerwedstrijden te organiseren en richtte ze zelfs een wielerclub op, waarvan ze jarenlang in het bestuur zat. Als bestuurslid deed ze ook aan fondsenwerving: met een collectebus in de hand ging ze de dorpen rond. De wielerkoersen waren een slimme zet, want deze wedstrijden brachten veel mensen naar het café. Velen bleven daarna terugkomen en komen er nog steeds.
Met de jaren raakte het dorp gewend aan het café. Nieuwe generaties, nieuwe ideeën. De dorpelingen kwamen steeds vaker over de drempel, nu gewoon door de voordeur. Het publiek werd gemengder dan voorheen, mede dankzij de toegenomen vrije tijd en het idee dat je dan iets plezierigs kunt ondernemen. De Bostella ligt slechts één kilometer van de Nederlandse grens: Nederlandse fietsers en wandelaars vonden er een aangename halte op hun tochten. En niet alleen zij: steeds meer gasten uit de regio begonnen het café aan te doen. In Nederland missen ze de gezelligheid en de open sfeer van de Bostella.
Dankzij dat flinke gastenbestand overleefde Julia de meest recente crisis die veel horecaondernemers fataal werd: het rookverbod dat sinds twee jaar ook voor kleine cafés geldt. Maar het gaat de gasten niet alleen om de portemonneevriendelijke prijs van het bier, zij komen ook voor Julia en de Bostella. En voor elkaar. Of ze er nu mogen roken of niet.
Wie we ook in het café spreken, altijd zeggen de gasten dat ze willen dat het café ‘zo blijft als het is’. Ongetwijfeld speelt een nostalgisch verlangen naar het verleden ook een rol, want het verleden is in de Bostella ruimschoots aanwezig. Het interieur is van toen: zie de tafelkleden, de stoofkachel, de schilderijen van het boerenleven. Toch leeft Café Bostella met beide benen in het heden. Het is, in Julia’s woorden, ‘eenvoudig en goed’. De regionale krant ligt er op tafel en uit de radio stromen de laatste hits het café in.
Dat Julia allerhande spullen en etenswaren in de Bostella verkoopt, is nog iets wat de gasten voor geen geld willen missen. De spullen liggen verspreid over het biljart en in de achterste hoek van het café. Veel volkscafés hadden vroeger een zaak ernaast, bijvoorbeeld een kruidenierswinkel of een kapperszaak. Maar bij Julia is het min of meer onbedoeld zo gelopen. Mensen vroegen haar of ze hemden, schoenen, prei of aardappelen in het café mochten ‘wegzetten’ en daar stemde zij mee in. Geleidelijk kwamen er steeds meer mensen bij die aardbeien of eieren brachten, en de slager met zijn worst en vlees. Stamgasten leerden erop te wachten, en zodra een verse lading aardbeien naar binnen werd gebracht, was alles binnen een mum van tijd uitverkocht. Aardappels zijn een vaste hit: vanuit de achterste hoek van de Bostella verkoopt een boer zes-zevenhonderd kilo piepers per week. Julia verdient er niets mee, ze doet het voor de gasten. Dat moet je maar willen, als cafébaas.
‘Als je iets graag doet’, zegt Julia, ‘is niets moeilijk. Je moet het doen met hart en ziel. En omdat je het graag doet en graag mensen om je heen hebt. Maar niet om te zeggen, het moet iets opbrengen. Alleen voor de portemonnee, daar doe ik het niet voor. Dat hoort erbij natuurlijk, maar we houden het goedkoop. Dat brengt meer werk. En de mensen, die hebben er meer profijt van dan wij, want wij hebben vaste kosten. Maar het is gezelliger zo. Als mensen het naar hun zin hebben, hier zitten te babbelen.’
Wat maakt de Bostella en andere echte volkscafés nu zo uniek? Begin dit jaar kwam in Nederland het nieuws dat steeds meer dorps- en buurtcafés en kroegen in de problemen raken. Als verklaring werd gegeven dat ze muf en ouderwets zijn gebleven, terwijl de wereld doordendert. Innovatie, dat is wat ze zouden missen. Vernieuwing. Willen ze overleven, dan moeten ze zich ‘omtoveren tot hippe wijnbars of proeflokalen’, meent de branchevereniging Horeca Nederland.
Vlaamse volkscafés zoals de Bostella staan lijnrecht tegenover die trend. Zij hebben juist legitimatie zolang ze blijven wat ze zijn: ‘plekken om met elkaar te babbelen’, zoals Julia het noemt. Vaak ontbreekt er een opvolger als een oude cafébaas overlijdt. Soms nemen de gasten de zorg voor het café over, zoals bij een ander café in de provincie Antwerpen gebeurde, toen de waardin de negentig was gepasseerd. Toch zijn zulke oplossingen meestal tijdelijk van aard, ook in dat geval. Maar aan het café zelf moet niets veranderen: niet aan de huiskamersfeer, het goedkope bier en de goede filterkoffie, en evenmin aan de spullen op het biljart en de afwezigheid van alle drukte en haast.
Café Bostella is geen residu uit een vervlogen tijd, maar een zeldzame kans op onthaasting en saamhorigheid in de huidige tijd. ‘Laat het maar blijven zoals het nu is’, zeggen de stamgasten. En wat Julia zelf betreft: ‘Er zijn werkpaarden en luxepaarden. Ik werk graag.’
Julia van den Bergh overleed in april 2022 op een 91-jarige leeftijd.
Het boek Café Bostella (inclusief dvd) is verkrijgbaar in de webshop van Slowdocs Publishers of via de betere boekhandel.